Kenmerken van de organisatiestructuur

Inhoudsopgave:

Anonim

Een organisatiestructuur is de manier waarop een bedrijf is ingesteld om een ​​hiërarchie en een specifieke rapportagelijn te bieden. Het type structuur dat wordt gebruikt, verschilt van bedrijf tot bedrijf, maar het hoofddoel is interne organisatie. Er zijn drie basistypes van structuren: divisie, traditioneel en matrix. Het doel is om de communicatie te vergroten en autoriteit te delegeren op een niveau dat geschikt is voor de omvang en behoeften van het bedrijf.

Divisiestructuur

Dit is een manier om werknemers te groeperen volgens aardrijkskunde, interne marketingverantwoordelijkheden of het product waarmee de betreffende werknemer te maken heeft. De geografische structuur onderscheidt werknemers eenvoudig in overeenstemming met het geografische gebied waarin ze zich bevinden. De marketingdivisie identificeert werknemers op basis van de markt die zij binnen het bedrijf bedienen. De advocaten worden geïdentificeerd met de juridische afdeling, kopers worden geïdentificeerd met de inkoopafdeling, enzovoort. Het derde divisiegebied is gericht op het specifieke commerciële product dat een medewerker hanteert, en dit zou evenveel producten omvatten als het bedrijf maakt of aanbiedt.

Traditioneel model

Dit is de structuur met een strikte hiërarchie die de ene persoon als superieur ten opzichte van de ander plaatst en precies aangeeft wie aan wie rapporteert. Er zijn drie vormen van deze structurele modellen, maar ze lijken allemaal erg op elkaar. De ene wordt de lijnstructuur genoemd waar autoriteit duidelijk wordt beschreven en het meest nuttig is in kleinere organisaties waar snelle besluitvorming belangrijk is. De tweede structuur wordt het lijn- en personeelsmodel genoemd, waarbij de autoriteit meer gespreid is, zoals tussen het middenkader en de forepersons die uiteindelijk definitieve goedkeuring moeten zoeken bij het hogere management. Dit levert een langzamere besluitvorming op en komt vaker voor in middelgrote organisaties. Ten derde is er het functionele model waarbij de afdeling van het individu het belangrijkste kenmerk van beschrijvend belang is. Dit omvat afdelingen zoals boekhouding en personeel.

Matrixmodel

Dit is het meest betrokken bij de drie modellen omdat het de functies van zowel functie als product combineert en werknemers dienovereenkomstig aanwijst. Bijvoorbeeld, werknemer A die in geografisch gebied C is, is hoofd van de verkoopafdeling voor product Q. Dus in plaats van een enkele identificatie voor een bepaalde werknemer heeft hij nu drie medewerkers, net als alle andere werknemers in de organisatie. De voordelen van het matrixmodel zijn dat het zorgt voor betere coördinatie, communicatie en een hogere mate van specialisatie vanwege de kenmerken die zijn aangewezen als degene die nodig zijn om aan het betreffende project te werken.