Keynesian Economics Vs. Klassieke economie

Inhoudsopgave:

Anonim

De klassieke en Keynesiaanse economische scholen vertegenwoordigen twee verschillende benaderingen van het economische denken. De klassieke aanpak, met zijn visie op zelfregulerende markten die weinig overheidsbetrokkenheid vereisen, domineerde de 18e en 19e eeuw. Het Keynesiaanse standpunt, dat inefficiëntie zag in een economie die aan zichzelf werd overgelaten, werd dominant in het tijdperk van de Grote Depressie.

Identificatie

Toonaangevende klassieke economische denkers uit de 18e en 19e eeuw zijn Adam Smith, auteur van 'The Wealth of Nations', David Ricardo en filosoof John Stuart Mill. De Keynesiaanse economie is vernoemd naar de Engelse econoom John Maynard Keynes.

Kenmerken

Klassiek economisch denken beschouwt een zelfregulerende markt als het ideale economische systeem om aan de behoeften van de samenleving te voldoen. Door hun eigen interesses na te streven, dienen mensen de belangen en behoeften van anderen. Adam Smith noemde dit 'een onzichtbare hand' die mensen ertoe brengt het welzijn van anderen te bevorderen door het hunne te dienen. Het Keynesiaanse perspectief stelt dat een economie die op zichzelf wordt achtergelaten, niet de volledige capaciteit zal gebruiken. Daarom voerde Keynes aan dat overheidsingrijpen noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat een economie optimaal functioneert.

Bijwerkingen

Tijdens een economische recessie of depressie betoogde het klassieke economische denken dat de lonen en prijzen zouden dalen, waardoor de werkloosheid zou dalen, aldus de Federal Reserve Bank van San Francisco. Keynes voerde aan dat dalende lonen en prijzen de consumentenbestedingen zouden vertragen door de inkomens van mensen te verminderen. In die tijd voerde Keynes aan dat overheden hun aankopen moesten opvoeren om de economie te stimuleren. De Keynesiaanse economie leverde volgens de Federal Reserve-bank het theoretische argument voor het fiscale beleid van de overheid als een middel om de economie te stabiliseren.