Een van de voordelen van het leven van vandaag is de rijkdom aan media die we hebben om ons te helpen sneller te communiceren. Een van de nadelen is dat zo weinigen van ons ze effectief gebruiken, omdat we de basiscommunicatie vergeten zijn of nooit hebben geleerd.
Afzender
De afzender is de oorsprong van het bericht met behulp van taal, gebaren, indeling of mediumkeuze die waarschijnlijk het meest relevant is voor zijn publiek.
Ontvanger
De persoon die het bericht ontvangt, moet "aanwezig" zijn en het bericht van de afzender kunnen begrijpen.
Bericht
Een bericht kan een concept, instructie, verzoek, order of een ander idee zijn dat de afzender naar een ander wil overdragen.
Medium
De afzender kiest het medium - alles van spraak of papier tot telefonie, film of internet om haar boodschap over te brengen.
Coding
Elke verzender moet taal, houding, gezichtsgebaren of andere codering gebruiken om ervoor te zorgen dat zijn boodschap nauwkeurig wordt begrepen door de ontvanger die op zijn beurt moet decoderen of begrijpen wat de afzender probeert over te brengen.
filters
Filters zijn taal- of cultuurverschillen, vooroordelen, preoccupaties of angsten - alles dat een correcte codering of ontvangst van berichten belemmert.
terugkoppeling
Het antwoord van de ontvanger, of het nu lichaamstaal is of een geschreven of gesproken vorm, is een "retourbericht", waarmee de verzender wordt gewaarschuwd dat haar bericht nauwkeurig is gecodeerd en verzonden. De feedbackfase begint een nieuwe communicatiecyclus wanneer de ontvanger de afzender wordt.