De klassieke kijk op maatschappelijke verantwoordelijkheid in bedrijfswaarden maximaliseert winst als de topprioriteit van management. In 1984 was R. Edward Freeman echter pionier in het concept van een sociaaleconomische visie op maatschappelijke verantwoordelijkheid, waarin het welzijn van de samenleving als geheel wordt beschouwd. In 1986, W.C. Frederick ging verder in op vier fasen waarin een bedrijf overgaat tot de organisatie een wereldwijd perspectief waardeert. Argumenten tegen sociale verantwoordelijkheid zijn onder meer dat dit niet de hoofdfunctie van een bedrijf is en het algemene doel van een bedrijf verwateert.
aandeelhouders
Robbins en Coulter verbreken het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen in vier fasen. Fase 1 stelt dat het bedrijf alleen verantwoording verschuldigd is aan de belanghebbenden, ongeacht of er twee of 200.000 personen zijn. Deze geïnteresseerde partijen zijn de enige met een direct financieel belang in het bedrijf, dus de organisatie is niets anders verschuldigd dan de belanghebbenden. Deze fase houdt in dat als de belanghebbenden tevreden zijn, het bedrijf zijn doel heeft bereikt.
werknemers
Naarmate stakeholders dichter bij fase 2 komen en medewerkers betrekken bij maatschappelijke verantwoordelijkheid, beginnen medewerkers zich in te zetten voor het grotere geheel. De organisatie betrekt hen bij de besluitvorming. Het management kijkt naar de teamgeest en het algehele bedrijfsmoreel. Het bedrijf richt zich op de ethiek van werknemers, maar erkent dat ethische kwesties misschien niet hard en snel zijn. Om deze reden werken de meeste bedrijven volgens specifieke ethische normen. Wanneer het management zich aan dezelfde normen houdt, de verwachtingen duidelijk communiceert en opleidingen aanbiedt, kan het bedrijf een eenheidsfront presenteren op het gebied van ethiek.
Klanten en leveranciers
Fase 3 stelt dat nadat de aandeelhouders en werknemers tevreden zijn, de klanten en leveranciers tevreden moeten zijn. Traditioneel hebben restaurants en winkels deze filosofie gevolgd met de visie dat 'de klant altijd gelijk heeft'. Tevreden klanten en leveranciers vertellen anderen, die vervolgens het bedrijf betuttelen. De meeste bedrijven erkennen de waarde van uitstekende klantenservice.
Maatschappij
In fase 4 is het bedrijf niet alleen verantwoordelijk voor belanghebbenden, maar ook voor de samenleving als geheel. Bedrijven hebben de plicht om "het goede te doen". Dit gaat verder dan een eerlijke en rechtvaardige behandeling van aandeelhouders, werknemers en klanten. Het omvat juridische, morele en politieke betrokkenheid. Andere voordelen zijn overheidsderegulering en algemene verbetering van het milieu. Het publieke imago van het bedrijf wordt beter naarmate de maatschappij de waarde ziet die het bedrijf als geheel biedt.