De organisatietheorie was een product van de industriële revolutie om bedrijven te helpen zich aan hun personeel aan te passen. In die tijd werden arbeiders niet beschouwd als mensen, maar als samengebundelde vaardigheden. De waarden en motivaties van werknemers werden een belangrijke factor rond de jaren 1960 toen bedrijven aan het uitbreiden waren, en het was noodzakelijk voor hen om managers meer autonoom te laten functioneren. Dit bracht theorieën voort die gangbaar waren in het hedendaagse bedrijfsleven: het open-systeem, de contingentietheorie en het model van organiseren van Weick.
Traditionele organisatietheorie
De traditionele organisatietheorie is ontwikkeld aan het einde van de 19e eeuw en is ontleend aan een bureaucratische structuur, waarbij één bureaucratisch hoofd de leiding had over vele bureaucratieën. In deze theorie staat het hoofd van de organisatie in de centrale gezaghebbende rol en staan onder hem alle verschillende managers die hij presideert. Bestuurlijke taken kunnen worden opgesplitst om een van de volgende functies te vervullen: planning, organisatie, personeelsbezetting en controlling. Helaas geeft dit type organisatiestructuur weinig waardering voor de menselijke vaardigheden en motivaties om productief te zijn op het personeelsbestand. Medewerkers worden niet gezien als mensen, met het vermogen om zelf te regeren, en ze hebben ook geen managementinput. De bedrijfsrichting en -strategie worden van bovenaf opgelegd en de functie van de manager is om ze uit te voeren.
Open-systeem theorie
De traditionele organisatiestructuur houdt geen rekening met de 'menselijke factor', wat de emoties en motivators zijn die mensen op de werkplek stimuleren, maar de open-systeemtheorie wel. Bedrijven erkennen de sociale en culturele motivators die mensen ertoe brengen te slagen en deze gebruiken om de productiviteit op alle managementniveaus te verbeteren. In deze theorie zijn bedrijven niet gesloten (werkt autonoom); ze hebben andere vormen van arbeid, divisies, dochterondernemingen en faciliteiten. Het is daarom niet haalbaar dat bedrijven centraal worden bestuurd; het zou verschillende managers nodig hebben die verantwoordelijk zijn voor de verschillende operaties, wat het begrijpen van hun motivaties belangrijker maakt. De open-systeemtheorie geeft managers niet alleen meer kracht, het geeft ook uitbestede faciliteiten meer belang in de bedrijfsvoering. Daarnaast omvat het open-systeem de ideologie dat elk bedrijf uniek is en een uniek systeem moet worden opgezet om aan zijn behoeften tegemoet te komen.
Systeemontwerptheorie
Systeemontwerp bouwt voort op de open-systeemtheorie, rekening houdend met het feit dat er veel onderling verbonden systemen zijn om een bedrijf effectief te bedienen. De systemen zelf hebben het grootste belang in deze structuur, waarbij de hoofden van het bedrijf zich richten op het efficiënt houden van de verschillende afdelingen. Omdat de nadruk ligt op het leiden van de onderling verbonden, maar autonome eenheden, is er veel belang gehecht aan leidinggevende taken. Met een grote kans op storingen, als gevolg van problemen in afzonderlijke afdelingen, is het belangrijk om verschillende problemen of beperkingen die kunnen optreden bij dagelijkse interacties, bij te houden.Bij systeemontwerp draait het allemaal om synergie, waarbij de verschillende autonome systemen harmonieus samenwerken om de middelen van het bedrijf te maximaliseren.
Contingentietheorie
De contingentietheorie houdt rekening met de groei van het bedrijf in plaats van zich te concentreren op zijn middelen. Het gaat ervan uit dat wanneer een bedrijf groeit in activa, kapitaal en middelen, het onproductief blijft om in een statische (of onveranderde) organisatiestructuur te blijven. In plaats daarvan moeten bedrijven voortdurend de behoeften van hun organisatie beoordelen en middelen behouden om te voldoen aan de nieuwe kansen en bedreigingen die gepaard gaan met uitbreiding. Om de prestaties te maximaliseren, moet een bedrijf voortdurend de onvoorziene variabelen beoordelen, wat nieuwe mogelijkheden kan zijn om uit te besteden, de faciliteiten uit te breiden, de operationele systemen opnieuw in te delen of te upgraden naar een efficiënter bedrijfsmodel.
Weick's model van organiseren
Een van de meer geavanceerde theorieën over de organisatiestructuur is het model van organiseren van Weick. Deze theorie houdt rekening met de stressvolle, snelle aard van het hedendaagse bedrijfsleven en vermindert wat wordt aangeduid als 'equivocaliteit'. De term 'equivocaliteit' komt neer op een gebrek aan productiviteit vanwege een medewerker, op elk niveau, met om te controleren bij meerderen. In het Weick-model is er een informatiesysteem met vaak en soms eerder aangepakte problemen. Medewerkers hebben toegang tot deze informatie en gebruiken deze om elke ambivalentie of traagheid te bestrijden die zakelijke beslissingen zou kunnen hinderen. De daadkracht die wordt verkregen door het gebruik van het informatiesysteem leidt tot een hogere productiviteit. Het versterkt dus het vermogen van elke werknemer en manager om meer autonoom te functioneren.