De kinderarbeidswetten van de wereld beschermen kinderen tegen uitbuiting, bevrijden hen van harde en onderbetaalde dagelijkse routines en geven hen de kans om naar school te gaan. Over het algemeen beschouwen westerse landen kinderarbeid als moreel verkeerd en beperken ze de praktijk door de wet. Sommige anti-kinderarbeidswetten falen echter om bepaalde werknemers te beschermen, terwijl anderen onbedoelde gevolgen kunnen hebben. (Ref.1)
Kinderarbeid en UNICEF
Volgens UNICEF zijn er momenteel ongeveer 158 miljoen kinderen tussen de 5 en 14 jaar oud, die samen één op de zes kinderen van de wereld vertegenwoordigen. Veel van die kinderen werken gevaarlijke banen, waaronder in mijnen en met gevaarlijke chemicaliën en machines. Velen werken onder de sweatshop-omstandigheden, veel meer werken als huisbedienden. Als het belangrijkste wereldlichaam dat werkt tegen uitbuitende kinderarbeid, moedigt UNICEF de wereldregeringen aan wetgeving aan te nemen die de bescherming van kinderrechten zal waarborgen, inclusief de bescherming van de Verenigde Naties tegen financiële uitbuiting en het recht op onderwijs.
Child Labour Deterrence Act
Volgens UNICEF heeft America's Child Labour Deterrence Act, die de invoer van door kinderarbeid vervaardigde goederen verbiedt, ertoe geleid dat 50.000 kinderen hun baan in de kledingindustrie in Bangladesh verloren hebben. Veel van deze kinderen, wier lonen niet afhankelijk waren van hun familie, werden gedwongen banen te vinden in niet-importerende industrieën die veel exploitabeler waren dan hun vorige banen in de kledinghandel. Velen wendden zich tot steen crushing, straathudling en prostitutie om hun families te helpen overleven. (Ref.1)
Kinderarbeidswetten in Amerika
In 1900 hadden conservatieve schattingen ten minste 18 procent van de Amerikaanse kinderen van 10 tot 15 jaar voltijds gewerkt. Anti-kinderarbeidswetten aan het begin van de 20e eeuw werden ofwel als ongrondwettelijk of door industriegroepen voorkomen. Pas toen de Fair Labor Standards Act in 1938 werd aangenomen en kinderarbeid in productie en mijnbouw verboden was, begon de wetgeving inzake kinderarbeid effect te sorteren. Staten reageerden door wetten uit te vaardigen die verplichte schooltijd voor jongeren bepaalden, en in 1949 breidde het Congres het kinderarbeidverbod uit tot het transport, de communicatie, de openbare nutsbedrijven en de commerciële landbouwindustrie. Sindsdien is kinderarbeid in Amerika drastisch afgenomen en hoewel er nog steeds schendingen van de wetten plaatsvinden, wordt het idee dat kinderen geen voltijdse werknemers mogen zijn, gecementeerd in het Amerikaanse bewustzijn.
Huidige wetgeving en minderjarige boerenarbeiders
Volgens een rapport van Human Rights Watch dekt de huidige wet niet de honderdduizenden kinderen die werken in de Amerikaanse landbouwindustrie. Als gevolg hiervan werken deze kinderen langer en worden ze blootgesteld aan meer risico's dan kinderen die in andere industrieën werken. Een wetsvoorstel voor het Congres, de Children's Act for Responsible Employment (CARE) Act, zou bestaande wetgeving wijzigen om bescherming te bieden voor minderjarige landarbeiders die kinderen in andere industrieën hebben. Volgens de huidige wetgeving kunnen landbouwers van 14 jaar en ouder bijvoorbeeld onbeperkte uren werken, op voorwaarde dat dit niet in strijd is met het schoolsysteem, maar de wet voorkomt dat werknemers in andere industrieën langer dan drie uur op een schooldag kunnen werken.