Geschiedenis van 501 (c) (3) voor non-profit

Inhoudsopgave:

Anonim

Vanaf het allereerste begin van ons land zijn mensen lid geworden van vrijwilligersorganisaties om hun minder gelukkige buren te helpen. Vroege gemeenschappen hadden vrijwillige vuur- en militiegroepen, vrouwenverenigingen en kerkhulpverenigingen om het leven draaglijker te maken voor iedereen. Later kwamen er trusts en stichtingen van de rijken die de gemeenschappelijke opluchting als hun plicht zagen. Het zou vele jaren duren voordat de overheid zich zou gaan bemoeien met wettelijke beschrijvingen zoals 501 (c).

Na de revolutie

Filantropie vóór de Revolutionaire Oorlog was grotendeels een lokale aangelegenheid. Openbare ziekenhuizen, lokale politie en scholen waren vaak liefdadigheidsorganisaties. Na de revolutie werden liefdadigheidsgroepen meer geïnstitutionaliseerd met filantropische en vrouwenverenigingen die een leidende rol speelden. De vrouwen werden beschouwd als van vitaal belang heersend sentiment was dat ze "het onvermoeibare hart van mannen konden verzachten" en hen geld konden laten doneren.

De erfenis van een rijke man

Tegen het einde van de 19e eeuw werd grootschalige georganiseerde filantropie de erfenis van de rijkste Amerikanen - de industriëlen en financiële leiders. Andrew Carnegie stelde een doctrine van rentmeesterschap voor om zijn mediamiljonairs tot filantropie te brengen. Vertrouwen en stichtingen werden gevestigd, en veel daarvan werden later de 501 (c) s die we tegenwoordig kennen.

De overheid wordt betrokken

Het begin van de 20e eeuw zag veel veranderingen in de manier waarop de overheid omgaat met zakelijke en non-profitorganisaties. Van 1913 tot 1918 keurde het Congres wetten goed die de belastingen reguleerden en een vrijstelling van belastingen voor filantropische organisaties vaststelden. In de Revenue Act van 1918 werden belastingaftrek voor charitatieve legaten vastgesteld. Dit was belangrijk omdat het de rijken aanmoedigde om te doneren aan een goed doel.

501 (c)

De Revenue Act van 1954 heeft de belastingcodes opgesteld zoals we die vandaag kennen. Sectie 501 (c) van de Internal Revenue Code verklaarde dat een non-profitorganisatie om van de belastingvrije status te genieten, georganiseerd moet zijn en puur voor non-profitorganisaties moet werken zonder dat een van de inkomsten naar een lid van de organisatie gaat. De wet op grond van artikel 170 voorzag in fiscaal aftrekbare bijdragen aan een 501 (c) organisatie.

Openbaarmaking

Sinds de Revenue Act van 1943 moeten alle non-profitorganisaties een formulier 990 indienen waarin hun inkomsten en uitbetalingen worden vermeld. Alle 501 (c) (3) organisaties moeten bronnen van inkomsten en alle activa en passiva melden. De code is later herzien, waarbij alle 501 (c) (3) belastingvrije organisaties hun formulier 990-gegevens beschikbaar moeten stellen voor het publiek. 501 (c) (3) verwijst naar de sectie en subsecties van dit deel van de Internal Revenue Code.