Vaste wisselkoerssystemen waren gebruikelijk in de eerste helft van de 20e eeuw. Ze werden sterk begunstigd door regeringen, omdat ze ten onrechte drie belangrijke voordelen boden. Ten eerste zouden ze het risico verminderen van speculatieve kapitaalstromen die de economie zouden kunnen destabiliseren. Ten tweede zouden ze meer discipline introduceren in binnenlands beleid om inflatie te voorkomen. Ten derde zouden zij het wisselkoersrisico wegnemen en daarmee de internationale handel bevorderen.
Speculatieve kapitaalstromen
Men dacht dat speculatie onvermijdelijk tot onwerkbare volatiliteit zou leiden en een flexibele of vrij zwevende wisselkoers zou destabiliseren. Dit zou schadelijk zijn voor kleine economieën die vertrouwden op een hoog niveau van internationale handel.
Meer gedisciplineerd economisch beleid
In een vast wisselkoerssysteem zorgt een hoge inflatie in een land ervoor dat buitenlandse kopers een hogere prijs betalen voor de export van dat land. Het maakt ook de concurrerende importsector van het land minder concurrerend. Export verzwakt en import versterkt.Deze dubbele druk verslechterd de betalingsbalansposities omdat de economie minder concurrerend wordt ten opzichte van overzeese landen, wat leidt tot werkloosheid. Deze krachten zouden, dacht men, de regeringen onder druk zetten om anti-inflatiebeleid te voeren.
Geen wisselkoersrisico
Een vaste wisselkoers verwijdert het risico van wisselkoersveranderingen. Men dacht dat de afwezigheid van dit risico ten goede kwam aan internationale handel en kapitaalstromen.
Naoorlogse herbeoordeling
Tijdens de decennia onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog bleken de voordelen van vaste wisselkoersen minder krachtig dan eerder werd verondersteld. Bovendien pleiten verschillende theoretische ontwikkelingen voor vrij zwevende, in plaats van vaste of beheerde wisselkoerssystemen, en benadrukken de volgende nadelen van een vaste wisselkoers beter.
Geen automatische aanpassing aan saldo van betalingen Disequilibrium
Een vaste wisselkoers corrigeert niet automatisch een onevenwichtige betalingsbalans. Een vast systeem dwingt een regering om het onevenwicht te corrigeren door de rente te verhogen en de binnenlandse vraag te verlagen. Dit weerhoudt het binnenlandse economische beleid ervan zich te concentreren op werkloosheid en inflatie. Een zwevende wisselkoers daarentegen maakt binnenlands beleid vrij en devalueert de valuta automatisch om de externe onbalans te corrigeren.
Vereiste voor grote deviezenreserves
Een vaste wisselkoers vereist dat een overheid aanzienlijke waarde behoudt als deviezenreserves. Deze reserves hebben opportuniteitskosten in de vorm van gederfde financiële opbrengsten.
Inherente instabiliteit
Vaste tarieven harmoniseren niet automatisch verschillende binnenlandse economische beleidsmaatregelen die verschillen tussen landen. Hoogwaardige landen zijn bijvoorbeeld niet-concurrerende landen met een lage inflatie. Dit creëert speculatie van een eenmalige devaluatie, waardoor de overheid onder druk wordt gezet om te devalueren.