Vrijwel elke organisatie heeft zijn eigen benadering van gedrag en management van organisaties. Sommige managementstijlen zijn gebaseerd op individuele persoonlijkheden en eigenschappen. Anderen zijn gebaseerd op een leiderschapsstijl of een bepaalde set richtlijnen en regels. En sommige bedrijven zijn misschien te nieuw om zich stevig te hebben gevestigd op een theorie van management of een specifieke aanpak. Eén benadering van organisatiegedrag is de contingentiebenadering. Zoals elke theorie of benadering heeft het positieve en negatieve kanten. Om te bepalen of het geschikt is voor een bepaalde organisatie, overweeg dan hoe het werkt en welke voordelen het een bedrijf kan bieden.
Wat is de noodaanpak?
Soms, de situationele benadering genoemd, is de contingentiebenadering gebaseerd op het idee dat methoden of gedragingen die effectief werken in de ene situatie, in een andere situatie falen. Eén maat past niet allemaal als het gaat om de contingentiebenadering. Resultaten verschillen om de eenvoudige reden dat situaties verschillen. Dit klinkt misschien voor de hand liggend, maar het gaat erom te analyseren waarom één aanpak een bepaald resultaat opleverde. Vervolgens moet de manager vaststellen welke methode het beste werkt in elke situatie.
Waarom de noodaanpak werkt
De kracht van de contingentiebenadering kan worden gevonden in de analyse die het bevordert. Het moedigt een onderzoek van elk gedrag of elke situatie van een organisatie aan alvorens actie te ondernemen. En het ontmoedigt ook de gebruikelijke praktijk van het maken van universele aannames over methoden en mensen. Het is gemakkelijk voor een organisatie om zich in een bepaald patroon of een bepaalde manier van beheer te vestigen. Deze aanpak helpt onderzoek en mogelijk een gezonde opschudding van de status-quo te bevorderen.
Een geschiedenis van de noodaanpak
Halverwege de jaren zestig is Fred Fiedler, een wetenschapper die leiderschapskarakteristieken bestudeerde, van mening dat het Fiedler-model voor onvoorziene omstandigheden stelt dat er geen beste stijl van leiderschap is. De effectiviteit van een leider is gebaseerd op de situatie. Fiedler bekeek twee sleutelfactoren om dit onvoorziene perspectief te ontwikkelen: leiderschapsstijl en wat hij situationele gunstigheid of situationele controle noemde.
Het bepalen van de leiderschapsstijl is de eerste stap bij het gebruik van het model. Fiedler ontwikkelde een schaal om de leiderschapsstijl te meten, de minst gewenste co-worker of LPC-schaal.
De LPC-schaal
Op de LPC-schaal wordt een medewerker gevraagd om een persoon te overwegen met wie hij het minst heeft gewerkt; dit kan een persoon op je werkplek zijn of iemand die je hebt ontmoet in het onderwijs of de opleiding.
U beoordeelt vervolgens hoe u over deze persoon denkt door zijn kwaliteiten te rangschikken. Vind je deze persoon ontspannen of gespannen? Vriendelijk of onvriendelijk? Vijandig of ondersteunend? De uiteindelijke score op de LPC-schaal bepaalt of uw leiderschapsstijl relatiegericht of taakgericht is.
Situationeel leiderschap
Nadat de LPC-score is bepaald, moet u de situationele gunstigheid van de specifieke situatie analyseren. Stel uzelf deze drie vragen:
- Zijn relaties tussen leiders en werknemers slecht of goed?
- Is de taak die je doet gestructureerd of ongestructureerd?
- Is uw macht over uw team solide of zwak?
Zodra u deze belangrijke vragen hebt beantwoord, kunt u uw leiderschapsstijl toepassen op de situatie.
Nadelen van het Contingency-model
Het contingentiemodel vereist dat u rekening houdt met uw natuurlijke leiderschapsstijl en de situaties waarin uw specifieke stijl het meest effectief is. Leiders zijn taakgericht of op relaties gericht. Zodra u uw stijl begrijpt, kunt u deze toepassen op situaties waarin die stijl het meest effectief is.
De nadelen van het contingentiemodel zijn dat het geen ruimte laat voor leiderschapsflexibiliteit en dat de LPC-score mogelijk geen stijl onthult die voor u logisch is. Zoals met alle organisatiemodellen en theorieën, is het belangrijk om ze uit te proberen en de beste fit te vinden.