Macro-economie is de studie van hoe geld en financiën de samenleving op grote schaal beïnvloeden. Het gaat om de studie van hoe geld wordt gecreëerd, geleend, geïnvesteerd en uitgegeven. Terwijl de micro-economie zich bezighoudt met economische kwesties op persoonlijk of bedrijfsniveau, kijkt de macro-economie naar de grotere problemen van hoe alle mensen, bedrijven en overheden financieel met elkaar omgaan. Het kijkt naar kwesties als geaggregeerde vraag en aanbod.
Budget overschot en tekort
Macro-economie houdt zich bezig met de begrotingen van overheden. Over het algemeen moet een overheid niet te hoog oplopen met een begrotingsoverschot, omdat dit erop zou kunnen wijzen dat burgers overbelast raken. Wanneer een overheid echter een begrotingstekort vertoont, moet zij manieren vinden om dat tekort te financieren. Die extra kosten moeten worden doorberekend aan de belastingbetaler. Vaak worden begrotingstekorten gefinancierd met schulden.
Staatsschuld
Overheidsschuld is vaak de manier waarop begrotingstekorten worden gefinancierd. De schuld neemt meestal de vorm aan van obligaties en andere effecten. Economen houden toezicht op de verhouding tussen de schuld van een land en het bruto binnenlands product. Wanneer de schuld een te hoog percentage van het BBP wordt, nemen de rentebetalingen toe en wordt het geld dat de overheid uitgeeft, afgeleid naar schuldfinanciering in plaats van andere opties.
Handelsbeleid
Handelsbeleid is een belangrijk onderwerp in de studie van macro-economie. Handelsovereenkomsten bepalen welk soort vrijheden of beperkingen regeringen opleggen aan de economische handel tussen landen. Handelsbeleid omvat het heffen van tarieven, het wisselen van valuta en quota. Voorbeelden van vakbonden of overeenkomsten die van invloed zijn op de handel zijn de Europese Unie, de Noord-Amerikaanse vrijhandelsovereenkomst, Mercosur, de Associatie van Zuidoost-Aziatische landen en de Gemeenschappelijke Markt van Oostelijk en Zuidelijk Afrika.
werk
Werkgelegenheid is een grote macro-economische categorie die alles omvat, van werkloosheidscijfers tot productiviteit. In de Verenigde Staten houdt het Bureau of Labor Statistics werkgerelateerde statistieken en trends bij. Enkele sleutelfiguren die de gezondheid van een natie helpen volgen, zijn onder meer de consumentenprijsindex, het werkloosheidspercentage, het gemiddelde uurloon, de productiviteit, de producentenprijsindex en de tewerkstellingskostenindex. Economen theoretiseren dat werkgelegenheidsniveaus gerelateerd zijn aan wat consumenten bereid zijn te besteden; de totale output en geaggregeerde uitgaven hangen nauw met elkaar samen en bepalen hoeveel personeel wordt gehuurd (ervan uitgaande dat er een gesloten economie is zonder betrokkenheid van de overheid of buitenlandse handel).
Inflatie
Inflatie treedt op wanneer de prijzen in een markt stijgen. Hierdoor daalt de waarde van geld en hebben mensen niet zoveel koopkracht als eerder. Overheden zullen vaak proberen de inflatie te beheersen door de rentetarieven te verlagen. Wanneer het voor bedrijven goedkoper is om geld te lenen, nemen hun kosten af, waardoor ze dingen tegen een lagere prijs kunnen verkopen. Andere potentiële oorzaken van inflatie zijn een waardevermindering van de wisselkoers, belastingen, overheidsuitgaven, ongelijke economische groei in andere landen, een stijging van de kosten van leveringen en een stijging van de arbeidskosten.