Voor een ervaren spreker is het proces van schrijven en het afleveren van een toespraak een tweede natuur. Voor anderen zijn de bezorgmethoden onbekend. Tussen de voorbereiding van het schrijven van een toespraak en het voorbereiden van de toespraak, moet een spreker beslissen welke spraakmethode hij moet gebruiken. Er zijn vier hoofdtypen spraaktoelevering die elk hun eigen voor- en nadelen hebben.
Manuscript
De manuscriptmethode voor het afleveren van een toespraak houdt in dat een manuscript wordt geschreven dat ter referentie wordt gebruikt tijdens de toespraak en voor officiële archieven. Levering van het manuscript moet voorkomen dat het manuscript woord voor woord wordt gelezen, anders dreigen de sprekers mechanisch te klinken. Het gebruik van oogcontact en gezichtsuitdrukkingen draagt bij aan dit type spraakaflevering.
Memorization
De memorisatiemethode houdt in dat een spraak woord voor woord wordt onthouden. Dit kan het risico lopen zo mechanisch te klinken als de manuscriptmethode. Net als bij de manuscriptmethode geeft het onthouden van belangrijke spreekpunten de spreker een meer persoonlijke benadering. Voeg persoonlijkheid toe met stembuiging, oogcontact en gezichtsuitdrukkingen.
Impromptu
De geïmproviseerde methode omvat toespraken met weinig of geen tijd voor voorbereiding en spraakschrijven. In dergelijke situaties moeten sprekers er alles aan doen om een paar minuten te nemen om zichzelf voor te bereiden. Het organiseren van een toespraak en het opdelen in delen is een snelle manier om een toespraak mentaal voor te bereiden. De voorbereiding moet worden gestart aan het begin van een inleiding, of zodra een spreker zich realiseert dat hij mogelijk wordt aangesproken. Het typische organisatorische formaat omvat een hoofdpunt, bewijs, indien mogelijk aanvullend bewijs en een conclusie.
onvoorbereid
De geïmproviseerde methode heeft meer voorbereiding dan de geïmproviseerde methode. Het gaat om schrijven, herschrijven en bewerken. Bovendien wordt de bezorging in de praktijk gebracht, gereciteerd en worden hoofdpunten in het geheugen opgeslagen. Typisch gebruikt een spreker een omtrek voor de hoofdpunten en de exacte bewoording is niet concreet totdat de levering wordt gegeven. Doelgroepen ervaren extemporane speeches doorgaans als spontaan, terwijl de spreker nog steeds de controle houdt over de spreekpunten.