4 Ethische principes

Inhoudsopgave:

Anonim

Ethische principes zijn grondregels voor actie. Ze zijn deels theoretisch omdat ze voortkomen uit een ethisch systeem, maar ze zijn ook gedeeltelijk praktisch, omdat ze in staat zijn om in actie te worden gebracht. Een ethisch systeem is waardeloos tenzij het fundamentele basisideeën bevat die in veel moeilijke gevallen kunnen worden toegepast.

algemeenheid

Immanuel Kant maakte universaliteit de centrale stelregel van alle morele oordelen. De basisgedachte is dat een handeling goed is wanneer het zonder absurditeit in een universele wet kan worden omgezet. Een universele wet is er één die voor iedereen bindend kan zijn. Als u iemand uit geld probeert af te zetten, vraagt ​​u zich af of dit een universele regel kan zijn. Dat kan niet, want als iedereen op deze manier zou vals spelen, zou de economie instorten. Niemand zou elkaar vertrouwen. Het is om deze reden inherent slecht en daarom immoreel. Als een actie de universaliteitstest niet doorstaat, is deze immoreel.

Arbeid

Veel meer radicale theorieën hebben een sterke nadruk gelegd op arbeid als een ethisch principe. Arbeid wordt ethisch als het deel wordt van hoe de mensheid zichzelf creëert en definieert. In plaats van pure saaiheid, wordt werk iets positiefs, een manier om de natuur opnieuw vorm te geven om te voldoen aan de basale menselijke behoeften. John Locke, bijvoorbeeld, beweerde dat als je je arbeid in de natuur stopt, wat je hebt gecreëerd je eigendom wordt. Uw eigendom is gerechtvaardigd omdat u het hebt gemaakt; je hebt het gemaakt. Werk hier is een middel om je geest uit te breiden, om bezit en rijkdom te creëren en om de natuur voor de mens te laten werken, in plaats van tegen hem.

Reden / Moderation

De reden is het principe van het denken. Het, zoals onderwezen door schrijvers als Plato en St. Augustinus, dient om een ​​rem te zetten op passies zoals boosheid, hebzucht en lust. Reden is het principe van controle - het plaatst de passies in hun juiste positie en zorgt ervoor dat ze de hele ziel niet kunnen overnemen. Het vraagt ​​gematigdheid, zoals Aristoteles beroemd heeft geleerd. Aristoteles schrijft bijvoorbeeld dat moed een gemiddelde is, een gemiddelde tussen dwaasheid in het ene uiterste en lafheid aan het andere. Veel deugden kunnen worden beschouwd als een gemiddelde tussen twee uitersten. Deze extremen worden gedomineerd door passie zoals woede en angst.

Integriteit

Integriteit is afgeleid van het werkwoord "integreren". Het is een centraal ethisch principe omdat het suggereert dat de persoonlijkheid echt en waar is. De integrale persoonlijkheid is er een die gebaseerd is op verschillende ideeën, een missie, een sterk zelfgevoel dat te allen tijde aanwezig is. Het tegenovergestelde is er een die 'maskers' draagt, die mensen vertelt wat ze willen horen en die hun intenties en meningen verbergt. Het tegenovergestelde van de integrale persoonlijkheid is de ongevoelige persoonlijkheid. Dit is fundamentele sociale eerlijkheid, waarbij je gelooft in je doel en morele ideeën en ze niet probeert te verbergen. De dissimulating personality is oneerlijk omdat het de omgeving weerspiegelt, in overeenstemming met wat populair is omwille van sociale acceptatie.