1960 wordt grotendeels beschouwd als een van de hogere punten van de naoorlogse Amerikaanse economische expansie. Belangrijke Amerikaanse industrieën in 1960 omvatten de productie en woningbouw, terwijl de welvaart na de Tweede Wereldoorlog een hogere levensstandaard bood aan miljoenen Amerikanen. De jaren zestig zagen ook een aanzienlijke tewerkstelling van de bewapeningsindustrie, omdat de vraag van de overheid naar wapens en voertuigen aanzienlijk toenam tijdens de oorlog in Vietnam. Een groot deel van de technologie van de moderne industrie - van computers tot satellieten en communicatie - stamt uit de vroege jaren zestig.
Nationale defensie-industrie
Een van de belangrijkste bronnen van werkgelegenheid en economische activiteit in de jaren zestig was de nationale defensie-industrie. In veel opzichten was deze industrie grotendeels over van de jaren 1940, toen de Tweede Wereldoorlog een ongekend niveau van wapenproductie noodzakelijk maakte. In de jaren zestig voedde de Vietnam-oorlog industriële activiteit in dit gebied. De Amerikaanse regering heeft veel geld uitgegeven om de oorlog te financieren en gebruikte duizenden mensen om wapens, munitie en militaire voertuigen te produceren, zoals vrachtwagens en vliegtuigen.
Technologische innovaties
De naoorlogse periode in het algemeen werd door economen gekenmerkt als een periode van grote industriële uitvindingen. In de jaren zestig zagen de bedrijven een aantal belangrijke innovaties die het moderne leven zouden gaan bepalen. Kleurentelevisie en satellietcommunicatie werden beide op grote schaal ingezet in de jaren zestig. De personal computerindustrie is ook in de jaren zestig ontstaan, met de ontwikkeling van solid-state computersystemen en vooruitgang in de programmering. De katalysator voor een groot deel van deze groei was de ontwikkeling van het geïntegreerde circuit in 1958. Hoewel een groot deel van deze technologie pas later bekend zou worden, maakte de ontwikkeling ervan het mogelijk geautomatiseerde financiële systemen te ontwikkelen in de jaren zestig, waardoor computers een belangrijke bedrijfstak van de industrie werden. tijd.
Automobielindustrie
De automobielindustrie was al een vitaal onderdeel van de Amerikaanse economie en zag ook in de jaren zestig een grote groei en verandering. Veel meer Amerikanen dan voorheen werden autobezitters en chauffeurs, en de automobielsector bleef het hele decennium domineren als een bron van werkgelegenheid. De periode zag ook de consolidatie van een aantal concurrerende autoproducenten in de moderne "grote drie" fabrikanten: Ford, General Motors en Chrysler. Tegen 1962 maakte General Motors meer dan de helft van alle nieuwe Amerikaanse auto's.
Woningbouw
Naast de groei in de industrie was de ontwikkeling van de woningmarkt in 1960 een belangrijke bedrijfstak. Deze industrie hielp de expansie van Amerikaanse steden in de buitenwijken opdrijven - een fenomeen dat mogelijk werd gemaakt door overheidsinitiatieven, de groeiende auto-industrie en de naoorlogse welvaart. Tijdens de jaren 1950 en 1960, miljoenen Amerikanen verhuisd naar nieuw gebouwde buitenwijk woningen, het besturen van de vraag, zowel voor de bouw en consumentenproducten thuis.