De id is de naam die psycholoog Sigmund Freud gaf aan het deel van de geest dat de instinctieve driften van het lichaam uitdrukt, zoals honger, dorst en seksuele begeerte. Freud begreep dat de geest in drie delen georganiseerd moest worden: de identiteit, het ego en het superego. Zijn werk vormde de basis van de moderne psychologie dus hoewel latere psychologen het vaak niet eens waren met de theorieën van Freud, respecteren ze hem en gebruiken ze zijn theorieën als uitgangspunten waaruit hun eigen ontwikkeling voortkomt.
Identificatie
Het ID is volgens Sigmund Freud bij de geboorte aanwezig. Het werkt op een onbewust niveau om de basisbehoeften van het lichaam uit te drukken en vervolgens te bevredigen. Je zou kunnen zeggen dat het ID verantwoordelijk is voor iemands meest primitieve, instinctieve verlangens. Het ID matigt zijn verlangens niet op basis van enige sociale of morele factoren.
Betekenis
Het ego, een tweede deel in de theorie van Freud over de manier waarop de geest is georganiseerd, ontwikkelt zich vroeg in zijn leven. Het ego kan leren de gevolgen te meten van wat de id begeert. Dit zijn aangeleerde gevolgen die zowel sociaal als pragmatisch van aard kunnen zijn. Zodra de gevolgen van het voldoen aan het ID zijn overwogen, begeleidt het ego de persoon om beslissingen te nemen over of en wanneer het id te bevredigen. Totdat het ego zich ontwikkelt, kan een persoon niet gemakkelijk omgaan met uitgestelde bevrediging.
Kenmerken
Het derde deel van de geest is volgens Freud en de laatste die zich ontwikkelt, het superego. De meeste mensen ontwikkelen hun superego tegen de tijd dat ze vijf jaar oud zijn, volgens Freud. Je zou het superego gelijk kunnen stellen aan het geweten omdat het superego een persoon de richtlijnen geeft om te beoordelen of wat het ID wil, juist is. Het superego is in staat tot een meer genuanceerde evaluatie dan het ego. Het superego legt idealen en moraliteit op aan wat het ego en de identiteit zoeken.
overwegingen
De beschrijving van de geest zoals samengesteld uit de id, het ego en het superego, vormt het kader voor Freuds grotere psychoanalytische theorie van persoonlijkheid. Hij formuleerde deze theorie na uitgebreid werk te hebben verricht met patiënten die leden aan 'hysterie'. Hij ontdekte dat trauma kan resulteren in psycho-somatische aandoeningen waarvoor geen medische behandeling geneest. Echter, counseling die de patiënt leidde om de werkelijke wortels van het trauma aan te kunnen, kon genezing tot gevolg hebben. Een dergelijke patiënt, Bertha Pappenheim, werd de casestudy die Freud in 1865 schreef als 'Studies in Hysteria'.
Theorieën / Speculatie
Sigmund Freud leefde van 1856 tot 1939. Hij was een Oostenrijkse arts die de nazi's met zijn gezin vluchtte omdat hij joods was. Hij stierf aan kanker in Engeland. Zijn invloed veranderde zo de beoefening van de psychologie dat hij bekend werd als de 'vader' van de moderne psychologie. Hij leerde dat sommige omstandigheden geen fysieke oorzaken hebben. Hij behandelde deze aandoeningen met een nieuwe therapie genaamd psychoanalyse. Hij suggereerde ook dat mensen volgroeien in een reeks psychoseksuele stappen. Al zijn ideeën beginnen met zijn begrip van de geest als id, ego en super-ego.