Het vakgebied en de discipline van de economie is de studie van de productie en distributie van goederen en diensten. Het is opgesplitst in twee hoofdgebieden, geschaald naar individuen en de samenleving als geheel. De studie van individuen, de economische beslissingen die zij nemen en de manier waarop die beslissingen op elkaar inwerken, wordt micro-economie genoemd. Macro-economie houdt zich meer bezig met de up-and-down trends in de grotere economie. Beide disciplines zijn gebaseerd op een aantal belangrijke fundamentele principes.
Opportunitykosten
In de economie is het principe van alternatieve kosten dat de echte kosten van iets is wat je moet opgeven om het te krijgen. Alle kosten zijn alternatieve kosten, niet alleen financiële kosten. De alternatieve kosten voor het volgen van een bepaalde cursus op de universiteit zijn bijvoorbeeld een andere les die je mogelijk hebt kunnen volgen.
Het Equi-Marginal Principe
Het equi-rand principe zegt dat het het beste is om economische activiteit uit te voeren op het niveau waarop de marginale kosten gelijk zijn aan, of lager zijn dan, het marginale voordeel.In de economie betekent het woord marginaal incrementeel. In marginale analyse worden kosten en baten op een marginale basis gewogen. Dit kan per eenheid zijn, of per 100 eenheden, of welke hoeveelheid dan ook die noodzakelijk wordt geacht voor de analyse.
Daling van het rendement
Met het principe van marginaal afnemend rendement, als één productie-input wordt verhoogd terwijl de anderen worden vastgehouden, zal de totale productieoutput toenemen, maar neemt de snelheid van deze toename stapsgewijs af. Een boer met een vastgesteld aantal hectares in productie zal merken dat een bepaald aantal werknemers de hoogste productiesnelheid zal leveren, en dus het hoogste rendement. Als er meer werknemers worden aangenomen, zal het aandeel van de totale productie minder zijn dan de gestegen kosten van de nieuwe werknemers.
Het overloopprincipe
Volgens dit principe ontvangen besluitvormers soms niet alle voordelen of dragen zij alle kosten van hun beslissingen. Een voorbeeld hiervan is dat afvoer van een fabriek negatieve gevolgen kan hebben voor mensen die stroomafwaarts wonen. Aan de andere kant kan het bestaan van een product onvoorziene en onbedoelde voordelen hebben in de samenleving, behalve het financiële voordeel voor de fabrikant.
Het realiteitsprincipe
Het idee achter het realiteitsbeginsel is dat koopkracht en inkomen belangrijk zijn voor mensen, in plaats van geld en goederen te waarderen. Dit principe gaat over de reële versus de nominale waarde van iets. Nominale waarde is de geldwaarde van iets. Een auto is bijvoorbeeld $ 10.000. Reële waarde is de waarde van dat product ten opzichte van andere goederen. Diezelfde $ 10.000 zou ook huur voor het jaar kunnen betalen.