Centrale banken lijken een beetje op nationale spaarpotten. Ze bewaren een grote voorraad nationale spaargelden in hun kluizen en leveren geld als dat nodig is. Ze hebben ook een aantal krachtige hulpmiddelen tot hun beschikking om nationale economieën te sturen. Het besturen van de economie van een land is in veel opzichten vergelijkbaar met het besturen van een auto, waarbij de hoeveelheid en de geldstroom dienen als brandstof. Door op het gas te gaan, kan een agentschap zoals de Federal Reserve in de Verenigde Staten de economie aanzetten om te versnellen. Maar uitbreiding van het geldaanbod en een versnellende economie gaan gepaard met financiële risico's, waaronder inflatie.
Rentetarieven en geldvoorraad
De Federal Reserve en andere centrale banken controleren de geldhoeveelheid door rentetarieven vast te stellen. Door te beslissen over een lage streefwaarde voor federale fondsen in de Verenigde Staten maakt de Fed bijvoorbeeld geld goedkoper voor banken en moedigt het meer leningen aan door bedrijven die willen uitbreiden. De Federal Reserve is ook verantwoordelijk voor het drukken van geld; meer lenen tegen lagere tarieven bepaald door het agentschap betekent meer geld in omloop. De trend in geldhoeveelheid is een belangrijke maatstaf voor de vraag of een land een expansief of restrictief monetair beleid volgt.
Kwantitatieve versoepeling
Een andere expansieve techniek is kwantitatieve versoepeling of QE. De centrale bank maakt haar voornemen bekend om activa te kopen, zoals staatsobligaties. Dit ondersteunt de vraag naar deze obligaties, waardoor hun marktprijs hoog blijft. Wanneer de prijs van een obligatie stijgt, daalt de rente, omdat de rente die het nu betaalt een kleiner percentage van de prijs van de obligatie vertegenwoordigt.
De Federal Reserve was een pionier in deze praktijk in de Verenigde Staten; de Europese Centrale Bank heeft ook QE opgenomen om de stagnerende economieën in Europa te stimuleren. Wanneer QE aan de gang is, wordt de geldhoeveelheid groter. Het doel is om de pomp te vullen en de economie op eigen kracht vooruit te helpen. Uiteindelijk komt QE tot stilstand; de centrale bank stopt met het kopen van activa en het in omloop brengen van nieuw geld. De groeiende economie ondersteunt in theorie een grote vraag naar leningen en de circulatie van geld van geldschieter naar lener en weer terug.
Inflatie Gevaren
Expansiebeleid brengt enkele risico's met zich mee. Wanneer de geldhoeveelheid groter wordt, nemen de prijzen doorgaans toe en verliest de valuta zijn waarde. Dit gebeurde in de jaren 1920 op grote schaal in Duitsland en andere Europese landen. Tegenover een verpletterende last van de schulden van de Eerste Wereldoorlog en herstelbetalingen Door een verdrag met Groot-Brittannië en Frankrijk begon Duitsland geld te drukken om zijn rekeningen te betalen. Uitbreiding wendde zich tot hyperinflatie, omdat de Duitse valuta alle waarde verloor en de prijs van een eenvoudige kop koffie miljoenen Duitse marken bereikte. De besparingen van Duitse burgers werden weggevaagd, en alleen mensen die harde activa zoals goud hadden, hoopten financieel te overleven. Deze traumatische ervaring heeft nog steeds gevolgen voor het land: Duitsland heeft weliswaar de grootste economie van Europa, maar is voorstander van een restrictief monetair beleid en zijn centrale bank streeft ernaar de inflatie met alle mogelijke middelen te vertragen.